Zeeaquarium Een dikke murene glijdt tussen twee met paarse algen begroeide amforen. Een ander exemplaar kijkt mij vanuit een halsopening met luie blik aan, vol van leegte en desinteresse voor wat zich aan gene zijde van het glas afspeelt. Maar ook het leven in zijn eigen biotoopje lijkt hem weinig te boeien. Een bleekgele vis met grote schubben zweeft zonder zichtbare beweging van de vinnen door zijn blikveld, raakt hem bijna aan. Niet zo dichtbij, vis, kijk uit, denk ik, straks sta je onder stroom, maar het prehistorische monster en de vis kennen elkaar. Onaangedaan blijven de vogeloogjes in zijn afgrijselijke kop gericht op signalen van een andere orde. Na wat heen en weer gestaar lijkt de moeraal ook op een sullig sesamstraatkarakter, een door een hand gevulde sok met plakoogjes. Twee peuters op hun tenen volgen met hun vingertjes een over het glas voortbewegende vulva in een schelp. Geen dier lijkt zich om het andere te bekommeren. Elke vis zeilt zijn eigen apathische patroon. De enige dieren die je misschien zou kunnen betichten van iets van een gemoedstoestand zijn de haaitjes die rustelozer dan de andere vissen hun baantjes trekken, of het schooltje loerende piranha’s onder de bladeren van de vingerplant in afwachting van een kinderarmpje. De stille wezenloosheid in de aquaria door het schijnbaar ontbreken van emoties of voortplantkundige opwinding staat in schril contrast met de wereld waarin wij mensen naar lucht happen. ‘Rot jij nou eens op, ik wil een foto van dat kínd, jou zien ik de hele dag,’ zegt een oma tegen haar gepensioneerde buschauffeur. ‘Moet ie erin vallen dan?’ De roggen worden gevoerd en het jongetje dresseert een rechtop in het bassin staande rog. ‘Ik fotoshop hem er later wel af,’ zegt ze tegen mij. Ik knik en loop naar de zeepaardjes. Als de Zeis haar maar niet voor is. Mrt 2025
|