PallitatiefIk eet een kroketje in het restaurant van het ziekenhuis. Ik kom oren en ogen te kort. Wie is wat van wie, waar lijdt men aan en wie ligt er met wat op welke afdeling (niet) te wachten op deze of gene? Het is vertederend mijn medemens van De Rijp tot aan Hippolytushoef hulpeloos doch moedig voorbij te zien strompelen, als er plotseling geklos van klompen klinkt. Mijn jeugd in Sint Pancras dient zich aan, toen de schillenboer nog langs huis kwam en men rokend en pruimend bank en postkantoor betrad. De klompen klossen niet alleen wat toevallige beelden wakker, maar behoren zowaar iemand toe die deel uitmaakte van mijn jeugd: IJf de Goede van de Achtergeest, van over het spoor. Nadat twee van IJf’s broertjes de dood hadden gevonden op de onbewaakte overweg werd er een belletje geplaatst. Op ons bellen werden we door een volwassene overgezet. IJf leeft nog, hoewel het destijds niet veel scheelde. Ik herinner mij hoe hij zichzelf met een aansteker bijlichtte om te zien of er nog diesel in de tank van zijn tractor zat. Nog steeds heeft hij een heel hoog voorhoofd zonder wimpers en wenkbrauwen. Ik weet waarom hij hier is. Zijn hoogbejaarde oom, een buurman van mijn vader, is terminaal. ‘IJf! Hoe is het?’ ‘Nôh Bakkem, hè je ‘n uitstrijkie late make?’ schreeuwt hij me in plat Westfries toe, terwijl hij een sjekkie draait. Het pakje Van Nelle hangt aan de flap open tussen pink en ringvinger. ‘Iets met m’n eierstokken, IJf. Hoe gaat het met Siemen?’ ‘Het is allegaar pallitatief. Siemen gaat in ien ruk door naar Skage.’ In Schagen staat het crematorium. Hij likt langs het vloeitje en rolt zijn sjekkie dicht. ‘Op ‘n zuchie uit het noordoosten is ie eerder thuis dan de familie, sai die,’ zegt IJf. ‘Geluk met je aierstokke, Bakkem!’ Terwijl het geklos wegsterft in de bedrijvigheid van het ziekenhuis daagt het mij dat leven in essentie palliatief is, gericht tenslotte op draaglijkheid, niet op genezing. Feb 2025 |