“Jonkheer Alain de Cock van Haeften ligt in het verdorde gras van de dijk een filtersigaret te roken als hij het geluid van paardenhoeven hoort naderen. De rivier is door bosschages aan het zicht onttrokken. De lucht staat zinderend stil. Alle dagen zijn eender. Alain verlangt naar Bazel, de herfst en zijn studentenleven. Lotte Pondman leidt een jonge merrie naar de lager gelegen uiterwaarden. 'M'neer van Haeften,' groet ze met een dociel kniebuiginkje. 'Ik zet Elsa te grazen onder de poppels.' Haar stem komt ternauwernood uit boven het zwaluwgekwetter in het ijle zwerk. De merrie behoort de familie Van Haeften toe, net als de uiterwaarden en het buurtschap Ophemert met de eromheen gelegen boomgaarden en de door wild bevolkte bossen. Alain vraagt zich af of dit dezelfde Lotte is voor wie zelfs het klooster te hoog gegrepen was. Hij neemt zijn strohoed voor haar af. Een té genereuze wellevendheid gezien het standsverschil en de onnozelheid van het wicht. Lotte's volwassen vormen en haar naïeve bevalligheid hadden zowel een beroering in zijn broek als een kortsluiting onder zijn hoed tot gevolg. Als zij terugkeert vanonder de populieren, staat Alain op, strijkt over zijn dijen en wandelt met haar mee de dijk af, door het dorp richting het kasteel. Beschroomd wegkijkend antwoordt Lotte met knikjes en binnensmondse geluidjes op eenvoudige vragen naar haar familie en welzijn. Het getik van Alain's bamboe wandelriet op het stoffige plaveisel echoot tussen de stille gevels. Bij het bruggetje lopen ze het pad op langs de modderige bedding van de slotgracht aan de ene kant en het gehooide grasland aan de andere kant. Alain's hart klopte allang niet alleen maar in zijn borstkas. In de koelte van de kastanjes dringt hij zich op. Het meisje draait en wendt maar weet dat ze in deze weinig te zeggen heeft. Jonkheer de Cock van Haeften dirigeert haar met zijn bamboeriet gemoedelijk doch beslist de pruimenboomgaard in. Was hij niet de rechtmatige erfgenaam van de heerlijkheid Ophemert en daarmede tevens van al het fruit dat het voortbracht? Hij moest oppassen niet in een van de boom gevallen pruim te knielen ... ” En toen werd ik gebeld door de garage dat ik de auto kon komen ophalen. In afwachting van de werkzaamheden had ik geluncht in Het Dijkhuis en een wandeling gemaakt door het rustieke dorpje aan de Waal. Ik had pruimen gekocht bij een stalletje aan de Dreef en op een plakkaat gelezen dat het kasteel ooit had toebehoord aan het geslacht De Cock. Aug 2025 |