Je strijkt over je hart, nodigt haar weer eens uit, om het dan toch weer te moeten betreuren. Ik ken mijn ex-schoonzus al een mensenleven lang. Ze had mini-saucijzenbroodjes meegebracht. Koffie. Koetjes en kalfjes. Ouwe koeien. Uit de sloot en bij de horens. Dan vraagt mijn ex-schoonzus of er iets mis is. 'Er zit zand op mijn saucijzenbroodje, Liz. Ben je op het Klimduin geweest?' 'Hé, wat vreemd, hoe kan dat nou?' zegt mijn ex-schoonzus afwezig terwijl ze gemoedelijk verder keuvelt over kalfjes en kleinkalfjes. Maar dan zegt mijn ex-schoonzus ineens: 'Hè? Bij mij ook ... zand ... en … gedver, een haar!' 'Liz?' gebied ik. Giechelend als een jong meisje biecht mijn ex-schoonzus op dat het doosje in haar fietstas was opengegaan. Ik zeg dat het gelukkig maar een mini-saucijzenbroodje is en dat een beetje zand juist goed is voor de spijsvertering. En dan gaat het weer over ouwe koeien. Over mijn vader, haar moeder. Allebei dood. Mijn vader in de dampkring boven de Egmondermeer, haar moeder op de Algemene begraafplaats in Bergen. Ik vraag of ze de grafrechten nog heeft kunnen overnemen. Hetgeen het geval is. Ze zegt dat ze er zojuist vandaan komt. Ze had de boel winterklaar gemaakt, de zerk afgesopt en wat heide geplant ... 'Liz? Nee, hè!?' Wel dus. We hadden Mini-saucijzenbroodjes à la Ada Bussens gegeten. 'Seitan,' zegt mijn ex-schoonzus bedremmeld. 'Het waren seitanbroodjes, geen saucijzenbroodjes.' Ook dat nog. Nov 2025 |
