Rijdend over de Afsluitdijk moet ik aan mijn vader denken, vergevingsgezind en liefdevoller dan ooit. Hoe krijg ik het uit mijn pen? Zal het te maken hebben met het door en door Nederlandse landschap, de overweldigende hemelboog, de zee: onze gedeelde afkomst? Of is het het besef slechts een zucht, een ijle meeuwenkrijs in het zwerk, deel uit te maken van de eeuwigheid waarin deze eendagsvlieg zijn speelgoedautootje stuurt over een voor de mensheid 32 kilometer lange tour de force, maar een voor de elementen naïef zandricheltje aan de vloedlijn? Net als mijn vader afgelopen voorjaar zal ook ik binnen afzienbare tijd worden weggeplukt. En net als dat van mijn vader zal ook mijn enige wapenfeit niet meer zijn geweest dan een gedienstige, productieve voortplanting. Op veel meer kan ook ik niet bogen, hoe graag ik mij ook van mijn verwekker wil onderscheiden, waarvan akte. Een en ander schept een band, deze morgen, op deze dijk, in dit licht. Wel hoop ik dat de gemoedsverweking van tijdelijke aard is en aan de overkant wederom weerbare vormen zal aannemen. Als ik mijn Friese vriend in een eetcafé in Harlingen vertel van mijn louterende ervaring op de Afsluitdijk, zegt hij dat hij het altijd voor mijn vader wil opnemen als ik hem in geschrifte te kakken zet. Ik zeg dat ik bij hem juist het omgekeerde ervaar als hij zijn vader weer eens spaart, hem, in mijn ogen bij het onredelijke af, vaak zelfs in bescherming neemt. 'Geef die gereformeerde dwarskop toch eens op zijn sodemieter!' daag ik mijn vriend, wellicht wat al te geforceerd 'weerbaar', uit. Beiden hebben we nog een lange weg te gaan en de tijd dringt. Onze zonen roeren zich reeds om op hun beurt in het reine te komen met de onverwerkte erflast van hun eigen gefrustreerde vaders. Nov 2025
|
